korte bio

In mijn vijfenveertigjarige hoofd woont nog steeds dat jongetje van tien. Als ik een bal zie, moet ik er tegen trappen. Als ik een vlinder spot, moet ik er achteraan. Heerlijk om dat te delen met mijn twee kinderen.
Ik ben gebeten door taal. De oneindige mogelijkheden van het alfabet laten me maar niet los. Op een blauw uur durf ik in mijn citatenschriftjes te duiken. Eén citaat, uit de dagboeken van Oswald Hendryks Cornelius stuwt me elke dag vooruit: Mijn vader leerde me dat als je in iets geïnteresseerd bent, ongeacht wat het is, je er met al je krachten achteraan moet gaan. Word er vooral hartstochtelijk over. Lauw is niet voldoende. Heet is ook niet goed. Roodgloeiend en hartstochtelijk is het enige.

Mijn vroegste schrijfsels dateren van 1987. Toen zat ik in het tweede leerjaar bij juf Gerda. Mijn wereldschokkende romannetjes luisterden naar namen als ‘Ontvoerd’ en ‘Tamboer Jan’. In het derde leerjaar begon ik een stripreeks over wortels en bloemkolen. Het liep niet echt lekker tussen die groentevolkeren. Maar op het einde was het toch altijd feesten geblazen rond een kampvuur, net als in de strips van Asterix die mijn vader verzamelde.
Toen schreef ik mijn verhalen op de oude typemachine van mijn ouders. Fouten maken was opnieuw beginnen. Uiteraard voorzag ik mijn eigen werk van eigen illustraties. Anderen doen dat nu in mijn plaats. Beter zo.

Ondertussen publiceerde ik een aantal boeken bij echte uitgeverijen. De laatste jaren zijn dat vooral prentenboeken. En er staan nog meer boeken op stapel.
Benieuwd naar wat ik al geschreven heb? Neem dan een kijkje bij boeken.